Sigaretten zoals we ze nu kennen, ontstonden met de ontdekking van de Nieuwe Wereld in 1492. Terwijl de indianen al eeuwenlang tabak in een of andere vorm gebruikten, was het de eerste keer dat westerse ontdekkingsreizigers deze exotische plant was tegengekomen. Kort daarna begonnen tabaksplantages in de Amerikaanse koloniën te ontstaan, die hun oogst naar de Europese markt exporteerden. Door het gebrek aan gecensureerde sigarettenproductie bleef roken echter relatief ongewoon tot het begin van de twintigste eeuw.
In de loop van de twintigste eeuw werd roken steeds gebruikelijker, waardoor het niet langer voorbehouden was aan de rijken en de bevoorrechten om productief te zijn in de lagere klassen. In het begin van de twintigste eeuw werd het roken van sigaretten gezien als iets verfijnds en stijlvols. Natuurlijk waren de gezondheidsrisico's van sigaretten op dat moment nog niet algemeen bekend. In de VS werd het piekpercentage van de sigarettenconsumptie bereikt in 1965, op een moment dat naar schatting 50% van de mannen en 33% van de vrouwen sigaretten rookte. Sindsdien is het aantal sigaretten dat per jaar wordt gerookt in de westerse wereld gestaag afgenomen. In ontwikkelingslanden blijft het aantal rokers echter stijgen.
Het eerste onderzoek dat een gezondheidsrisico suggereerde door het roken van sigaretten werd uitgevoerd door Duitse wetenschappers onder het [gecensureerde] regime. Dit leidde tot de eerste anti-tabaksbeweging en er werd een verband gelegd tussen roken en longkanker. Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw begonnen de gevaren van roken algemeen bekend te worden en in toenemende mate bekendheid te krijgen. Het duurde niet lang voordat regeringen verplichte gezondheidswaarschuwingen op sigarettenpakjes begonnen te plaatsen en de afgelopen jaren zijn veel van deze waarschuwingen vergezeld gegaan van grafische labels. Vanwege de verslavende eigenschappen van nicotine die in sigaretten aanwezig is, vonden veel rokers het echter moeilijk om te stoppen met roken.
Vanwege het toenemende bewustzijn van de gezondheidsrisico's van het roken van sigaretten, hebben veel bedrijven en instellingen hebben geprobeerd een alternatief te creëren voor de traditionele sigaret. Deze alternatieven hebben veel verschillende vormen aangenomen, waaronder de onsuccesvolle 'kankerloze sigaret', maar verreweg de meest succesvolle aan het eind van de twintigste eeuw was de nicotinepleister. Deze pleisters geven langzaam nicotine af aan het lichaam, ter vervanging van de verslavende stof die gewoonlijk in sigaretten wordt aangetroffen. Hier houden echter de overeenkomsten tussen het roken van een sigaret en het gebruik van een nicotinepleister op.
De laatste jaren is er een uitgebreidere substitutie ontwikkeld in de vorm van elektronische sigaretten. E-sigaretten, zoals ze ook wel worden genoemd, produceren een vergelijkbare hoeveelheid nicotine als die van traditionele sigaretten, maar met slechts een lichte geur die niet blijft hangen en aan huid en kleding blijft plakken. Bovendien bevatten e-sigaretten niet de talloze schadelijke chemicaliën die in traditionele sigaretten worden aangetroffen. In tegenstelling tot andere sigarettenvervangers voldoen E-cigs echter aan de behoefte van rokers om een sigaret te roken. Ze bieden de roker een object om vast te houden en van waaruit hij kan inhaleren, net als bij een traditionele sigaret, maar zonder de grote gevaren.